De Vollenhof ontleent zijn naam aan de familie Vollenhove, die in 1710 het landgoed kocht om er een buitenplaats van te maken. Door huwelijk ging het landgoed over op de familie Lemker, die het tot in de twintigste eeuw bezat. Burgemeester Frans Lemker van Kampen gaf omstreeks 1825 het buitenhuis zijn huidige aanzien.

Dat d’eigenaar de tuin vrij noem’,
Naar zijnen naam, een Vollen Hof,
Daar ieder boom, en bladt, en bloem
Vol stofs is van zijn scheppers lof.

Deze regels schreef de dichter-predikant Johannes Vollenhove in 1686, om te gebruiken als opschrift boven een tuinpoort. Misschien waren ze bedoeld voor zijn eigen tuin in Den Haag, of voor die van zijn broer Bernard, die burgemeester van Kampen was.

Maar het gedichtje zou ook heel toepasselijk zijn geweest voor de buitenplaats van de zoon van de dichter. Deze Arnold Vollenhove, die klerk was bij de provincie Overijssel, kocht in 1710 een erf met landerijen buiten de stad om als buitenplaats te gebruiken. Dat deden in die tijd veel prominente burgers van Kampen.

Het erf, in het oosteinde van het toenmalige richterambt Oldebroek, werd in 1680 nog omschreven als ‘huis, hoven en hoffstede’, met ‘hooch en leech lant’. De nieuwe eigenaar liet er ‘allees en bossen, eiken bomen en eiken akkermaalshout’ planten. Hij verbleef er in de zomer met zijn gezin en woonde verder in Kampen.

Zijn dochter Gesina Catharina erfde het buiten van haar ouders. Na haar huwelijk in 1733 met de stadssecretaris Frans Lemker werd het landgoed gewoonlijk aangeduid als ‘Secretaris Lemker’. Die naam bleef twee generaties lang in zwang, want ook hun zoon Arend Jan, die het landgoed overnam, was tientallen jaren secretaris van de stad Kampen.

Pas in 1795 komen we in de archieven voor het eerst de naam Vollenhof tegen. Het landgoed heeft dan al de huidige vorm, met een gracht om het huis en de grote moestuin, omringd door wei- en bouwlanden, lanen en eikenbosjes.

Frans Lemker

De laatste telg van deze regentenfamilie in de regering van Kampen was Arend Jans enige zoon Frans Lemker. Hij was burgemeester van de stad in het tweede kwart van de negentiende eeuw en ook Tweede Kamerlid.

Rond 1825 moet hij het oude huis, dat vermoedelijk kleiner was, aanpassen tot de huidige aanblik. Het koetshuis is waarschijnlijk ouder. De broeibakken in de moestuin dateren mogelijk uit de tijd van burgemeester Lemker, evenals de rode beuken en de treurbeuk in de tuin. Bij zijn dood in 1858 sprak hij de wens uit, dat de grote laan die hij had geplant gedurende dertig jaar niet zou worden gekapt.

Zijn veel jongere vrouw, een Amsterdamse apothekersdochter, overleefde hem vijftig jaar. Zij bleef kinderloos. Na bijna twee eeuwen in de familie te zijn gebleven, werd het landgoed uiteindelijk verkocht. Bij de openbare verkoping in 1908, in het koffiehuis de Nieuwe Eikelboom aan de straatweg te Oldebroek, werd het aangeprezen als “Het Heerenhuis De Vollenhof met Oprijlaan, Voor- en Achtertuin, steenen Koepel, Koetshuis, Veestalling, groote Moes- en Bloementuin waarin vele Vruchtboomen, uitgestrekte Wandelbosschen met fraai opgaand Geboomte en Hakhout; twee boerenhofsteden alsmede diverse perceelen Bouw- Wei en Hooiland.”

Veel bomen werden gekapt; het hout bracht meer op dat de rest van het landgoed! Enkele grote bomen in de tuin en de oude eiken voor de boerderij bleven gespaard.

De uitgebreide bibliotheek en de schilderijenverzameling met de portretten van de regentenfamilie Lemker werden in kavels verkocht en vielen uiteen. Hetzelfde lot trof bijna ook het landgoed, maar een rijke buurman voorkwam dat.

 

De oudste bekende foto van de Vollenhof, omstreeks 1910

Nieuwe eigenaren

Dit was burgemeester Van Asch van Wijck van Oldebroek, die in het naburige huis Oldhorst woonde en de Vollenhof in gebruik nam als tuinmanswoning en oranjerie. Hij vertrok enkele jaren later uit Oldebroek.  Op een van de dakspanten die toen vernieuwd werden staat nog met grote letters ‘oranjerie’ geschreven. De volgende eigenaar was jonkheer Louis Hora Siccama, die als bestuurder in Indië fortuin had gemaakt. Zijn zoon Willem Johan Hendrik richtte de Vollenhof weer als herenhuis in en plantte de grote beukenlaan. Op de schouw in de hall pronkt nog zijn familiewapen.

Na de Eerste Wereldoorlog werd de bevoorrechte positie van adellijke families minder vanzelfsprekend net als de maatschappelijke waarde van fraaie oude buitenplaatsen. In 1921 werden twee broers, René en Ernst van Bylandt eigenaar van Vollenhof en Oldhorst. Deze zoons van een adellijke voorzitter van de Tweede Kamer waren grote paardenliefhebbers en wilden de herenboerderij van Hora Siccama voortzetten. Door de verkoop van dennenbossen en heidevelden in het zuiden en  landbouwgrond aan de oostzijde was het landgoed inmiddels wel de helft kleiner geworden dan de 120 hectare van de weduwe Lemker.

In de oorlog werd de Vollenhof bewoond door de Duitse opzichter van Van Bylandt. Mogelijk daardoor werden er geen Duitse officieren ingekwartierd, zoals bij andere landhuizen in de omgeving wel gebeurde. Misschien was het daarvoor ook niet comfortabel genoeg. Hierdoor kon de pachter Wichert Kragt jarenlang tientallen onderduikers verborgen houden in de hooischuur van de boerderij.

Boer Kragt was meer dan vijftig jaar pachter op de Vollenhof. Hij was een markante persoonlijkheid, die velen in de omgeving zich nog herinneren.

Na de oorlog werd de Vollenhof verhuurd, onder andere aan een commandant van het artillerieschietkamp en een doktersechtpaar. Gravin Anna van Limburg-Stirum, die getrouwd was geweest met René van Bylandt kwam af en toe op bezoek, maar woonde zelf in Noordwijk. Zij liet het landgoed, inclusief een fors deel van het oude landgoed Oldhorst, na aan de huidige eigenaren, die het sinds 1965 gebruiken als buiten- en vakantieverblijf. Daarnaast wordt het huis regelmatig verhuurd aan andere families.

 

 

 

 

 

 

 

Door A. van Riemsdijk

 

Dorschen op de boerderij
“Dorschen op de boerderij”, foto-album familie Hora Siccama, omstreeks 1915